Meeuwense jongens in de Franse tijd

Meeuwense jongens in de Franse tijd

De gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog zijn nog lang niet uit ons geheugen verdwenen. Er verschijnen nog steeds boeken en artikelen over wat mensen toen hebben meegemaakt. Maar wie weet nog wat 200 jaar geleden in Europa en in ons land gebeurde? Toen ons land, ook Meeuwen en omgeving, gebukt ging onder de heerschappij van de Franse overheersing? Leerlingen op middelbare scholen horen en lezen nog over die tijd. Zo moesten de leerlingen van klas 2 Havo op het Altena College in Sleeuwijk een werkstuk maken over de Franse keizer Napoleon. Charlotte Hak besloot met een klasgenote zich te verdiepen in de nederlaag van deze keizer. Want, u weet, rijken komen op, blinken en verzinken.


De tocht naar Moskou

In het werkstuk neemt de mislukte veldtocht naar Moskou in 1812 een belangrijke plaats in.

Na een tocht van 82 dagen over 800 kilometer trekt Napoleon op 14 september 1812 de lege stad Moskou binnen, die ontdaan is van al haar voorraden op bevel van haar gouverneur. Hij heeft dan door het gebrek aan goed drinkwater, allerlei ziekten en de moorddadige slag bij Smolensk al meer dan de helft van zijn leger verloren. Het Russische opperbevel, dat zich voortdurend heeft teruggetrokken, geeft zich niet over. Er breken branden uit in Moskou, waardoor de Fransen geen beschutting meer hebben. Door die langdurige branden gaat alles wat de Fransen nodig hebben, zoals de voedselvoorraden en graanschuren, in vlammen op. Tijdens hun vijf weken durende verblijf in Moskou verliezen de Fransen 15.500 man. Napoleon is gedwongen om de stad te verlaten en begint aan de weg terug, een lange lijdensweg.

De terugtocht wordt een hel voor de soldaten, die voortdurend worden aangevallen door Kozakken op hun snelle paarden. De bevoorrading van het uiteengevallen Franse leger is onmogelijk. Door gebrek aan gras sterven de verzwakte paarden of ze worden opgegeten door de hongerige soldaten. Ze eten zelfs honden en katten.

Als de Fransen de Berezina moeten overtrekken, verdrinken duizende soldaten jammerlijk tussen de kruiende ijsschotsen. Als de koude herfstregens overgaan in een ijskoude winter, waarbij bevriezing nog meer levens eist, neemt het aantal deserteurs flink toe. Vaak worden ze gevangen genomen en geëxecuteerd door de Russen. Als Napoleon op 18 december 1812 Parijs binnenrijdt, is zijn Grande Armée vrijwel vernietigd.


Vanaf 1810 één gemeente Meeuwen

De Franse overheersing had ook gevolgen voor Meeuwen en omgeving. Bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810 worden de de twee ambachtsheerlijkheden Meeuwen en Babyloniënbroek verenigd tot één gemeente Meeuwen-Babyloniënbroek-Hill. Deze gemeente wordt een onderdeel van het departement Bouches du Rhin (Monden van de Rijn). Aan het hoofd daarvan staat een prefect. Deze prefect benoemt de maire (burgemeester). De maire is voorzitter en lid van municipale raad (gemeenteraad), die in 1812 en 1813 maar vier keer vergadert. De maire is hoofd van de politie, zorgt met de rechter voor de rechtspraak van eenvoudige zaken en is verantwoordelijk voor het onderhoud van de wegen. De maire moet verantwoording afleggen aan de prefect. De eerste maire is K.S. de Jong. De gemeente Meeuwen c.s. ging in 1923 op in de gemeente Eethen.


Krijgsgevangen in Rusland?

Maire De Jong maakte op 23 november 1814, toen ons land al lang was bevrijd, een lijst op van jongens uit Meeuwen en Babyloniënbroek die in het Franse leger hadden gediend en van wie werd verondersteld dat ze in Rusland krijgsgevangen waren gemaakt. Over hun lot was dus nog niets bekend. Jongens in de bezette gebieden werden door loting aangewezen om dienst te nemen in het Franse leger. Het betreffende document is te zien op het Streekarchief in Heusden. Het ging om zes inwoners, over wie slechts enkele gegevens bewaard zijn gebleven.

  1. Peter van de Giessen, 23 jaar oud. Hij is op 16 oktober 1812 in dienst getreden bij het 123ste regiment, 2e bataillon, 4e compagnie. Dan volgt slechts één zin. ‘De familie heeft in 1813 geen tijding van denzelve ontvangen.’
  2. Jan van Beek, 25 jaar, treedt in dienst op 10 maart 1813. Deze grenadier van het 76ste regiment, 1e bataillon, 1e compagnie, schrijft op 3 augustus 1813 een brief aan zijn ouders. Daarna horen ze niets meer van hem.
  3. Jan van der Meyden, 25 jaar, treedt op 25 oktober 1813 in dienst bij het derde regiment, rijdende artillerie. Hij schrijft een brief naar zijn ouders op 30 oktober 1813 ‘hebbende de famillie nadien tijd niets van denzelve vernomen.’
  4. Johannes de Wit, 21 jaar, treedt in dienst op 15 oktober 1813 bij de 56ste regiment, 1e compagnie, 1e bataillon infanterie.
  5. Cornelis van Moergestel, 21 jaar, treedt op 1 oktober 1813 bij hetzelfde bataillon in dienst. Dit blijkt uit een brief geschreven op 23 november 1813 ‘en hebbende na dien tijd geene tijding van denzelve ontvangen.’ De familie van Cornelis woont op De Hill en is rooms-katholiek.
  6. Hendrik Speck, 22 jaar, gaat in dienst op 16 maart 1813 bij het 4e regiment, 1e bataillon, 2e compagnie, en dient bij de Keizerlijke Garde Ferrailleurs.

Martelende onzekerheid

De ouders hebben al die tijd vrijwel niets van hun zoons vernomen. Waar zijn ze geweest? Wat hebben ze meegemaakt? Wat een martelende onzekerheid. Kranten, radio, televisie, enzovoorts waren er nog niet. Ongetwijfeld gingen er allerlei geruchten rond. Napoleon weet in mei 1813 de inderhaast gevormde coalitie van Engelsen, Russen en Pruissen bij Lützen en Bautzen te verslaan, maar op 4 juni sluit hij een wapenstilstand die op 10 augustus wordt beëindigd. De strijd begint weer. Het bijeengeraapte leger is door de lange marsen en stromende regen drijfnat en dodelijk vermoeid, er breken ziekten uit, totdat het Franse leger bij Leipzig wordt verslagen. De historicus J. Presser schreef dat ‘een hele generatie jongens in de ellende van 1813 verhongerde en krepeerde’. Dat was de trieste balans van jaren van oorlog. De machthebbers bekommerden zich niet om hun volk.